Soms overvalt het me; een niet te stillen trek in alles wat slecht is, en dan graag in de vorm van chips. Vette ribbelchips met een nog vetter sausje. Manlief kijkt met enige verbijstering naar mijn strooptocht langs de keukenkastjes als een dergelijke bui uitgeleefd wordt.
Zo’n bui dient zich op onvoorspelbare momenten aan en is dwingend. Er is een rode draad, wat betreft de momenten van zo’n bui: vaak als er na uitstellen toch eindelijk eens die tandartsrekening, een overzicht of artikel in orde gemaakt moet worden.
Een traditie bij een dergelijke bui – die voor uw gemoedsrust niet vaker voorkomt dan eens per 2 á 3 maanden – is het gezelschap. Het geritsel van de chipszak, het openen en weer sluiten van de koelkast en het geluid van een roerende lepel in een kommetje, geeft genoeg aanleiding voor Puber 1 en 2 om polshoogte te komen nemen van wat er te beleven valt. Zo slecht als ze je horen roepen als het om een klusje gaat, zo goed staat hun gehoor afgesteld als er iets te eten valt!
Binnen heel korte tijd zit ik innig tevreden op de bank met een puber aan weerszijde. Traditie is ook dat er een lofzang wordt geuit op de moeder met liefde voor lekker vet en vies. Die zich zo af en toe niet aan regels houdt en midden op een zonnige zondagmiddag een halve zak chips verorbert. Met haar pubers.
Dit zijn momenten waar ik vaak met tevredenheid naar terugkijk; een gesprek komt goed op gang, met zo’n vetput van aardewerk in het middelpunt.
Als ik mijn tevredenheid uit over de fijne relatie die pubers en ik met elkaar onderhouden krijg ik een onverwachte samenvatting: hier gaat het niet over een relatie maar over een gedeelde slechte smaak! Ik relativeer deze vaststelling graag: met de inzet van deze slechte gewoonte onderhoud ik de relatie met mijn pubers op een effectieve manier en smeert de vettigheid onze gesprekken!