zondag 27 september 2009

onsamenhangende samenleving

Nederland gaat steeds meer als los zand aan elkaar hangen. Dat is eigenlijk de vaststelling die pas geleden is gepubliceerd als het gaat om gezinnen.
Om te studeren verlaten we onze steden en dorpen, om te werken vestigen we ons aan de andere kant van het land (of de wereld). Zo komen familie en vrienden steeds vaker op afstand te wonen. We gaan natuurlijk weer nieuwe vriendschappen aan en deze blijken voor een groot deel gebaseerd op gemeenschappelijke kenmerken: kinderen bij elkaar in de klas, sport- of hobbyclub, vrijwillige inzet of ons tijdens ons professionele leven: het dagelijks werk.
De netwerkgroepen van mamma weet alles zijn niet te vangen in hobby of werk. Wat we als ouders wél delen is de lol in het opvoeden van pubers met zo af en toe (regelmatig) een dipje die je het gevoel geeft met topsport bezig te zijn. We delen tijdens deze ontmoetingen ook onze kennis. Hoe doe jij dat nou is een steeds terugkerende vraag. En dan blijkt zo’n bijeenkomst reuze leuk: je gaat meestal weg met het gevoel dat je het zo gek nog niet doet. Dat kan dan zo maar de opsteker van de week zijn!

zondag 20 september 2009

verlangen naar de vakantie

Nog in Franse sferen, ruikend naar een dag autorijden vanaf een frisse camping stonden we pardoes weer in één van de Castricumse supermarkten. ‘Je gaat toch wel iets schrijven over pubers en vakantie he!’. De opmerking bleek geen vraag, maar een vaststelling. Ik blijk verbaasd te hebben gekeken. Iets schrijven over vakantie? Wat dan? Hoe afschuwelijk het is? Oh, ik kan de verhalen over eigen pubervakanties wel vertellen. Met een vader die touwtjes met belletjes voor onze tentjes spande. Voor ongewenst bezoek wat zich dan zou verraden … Maar zelf, slechte ervaringen over deze vakantie? Nee, eigenlijk niet. Wel denk ik bij terugkomst bijna iedere dag aan een boek wat ik gelezen heb. De strekking in een paar woorden: Hoe kijk je terug op de opvoeding van je kinderen? Heb je vertrouwen in wat je ze tot hun 12de levensjaar hebt meegegeven? Niet echt Hollands natuurlijk, tevredenheid over eigen inzet. Vertaal dit naar vertrouwen in je eigen opvoeding in de puberteit en leef daaruit. Daar kwam ik een heel eind mee, tijdens de vakantie. Geen, of misschien af en toe, een onvertogen woord. Wat ben je de vakantiesfeer toch snel kwijt.
Puber 1 & 2 verlangen vast terug naar de vakantie.

maandag 14 september 2009

klinkt als gezonde puber

Alles is relatief; terwijl bij ons thuis nog steeds de alcohol--drugs-huiswerk-niet-doen-discussie up to date is, is een gezin nog geen 100 verder kilometer landinwaarts druk doende om duidelijk te maken dat het helemaal niet gek is dat een 13-jarige alleen over de wereld wil zwerven.
Terwijl we als ouders bijna allemaal wel eens verzucht hebben dat het bést lekker zou zijn, als ze je puber eens een tijdje elders ging wonen, staan we nu zo ongeveer enmasse achter de kinderbescherming. Want eigenlijk kan het niet, zo alleen in een bootje als je dertien bent. Duidelijke, emotionele en soms zelfs irreële overwegingen buitelen over elkaar in de media. Maar, we gaan deze discussie hier niet nog eens dunnetjes over doen, haal gerust even opgelucht adem.
Het enorm grote verschil in pubers, dat houdt me wél bezig; is de ene puber bijna niet vooruit te branden en hangt passieloos onderuit op de bank, komt de andere puber in aanraking met de rechterlijke macht omdat ze juist wél een passie heeft en niet van plan is zich te schikken in het één of andere systeem! Dit laatste stelt me wel gerust: dat klinkt weer als een echte, gezonde puber!

schoolcampus

‘Mam, dit jaar ga ik ga schoolspullen kopen met vrienden, denk ik.’ Oeps, daar gaat mijn jaarlijkse uitje naar het land van jeugdsentiment. Niet de aanblik van stellingen vol met potloden en niet weten of je een HB, B of H potlood moet aanschaffen. Niet samen al die agenda’s bekijken, becommentariëren, nóg een keer doorbladeren, toch maar niet doen om aan het eind van de rit nog even snel de keuze bij te stellen en tóch die eerste agenda te kopen. Als hij er dan nog is.
Niet betrokken zijn bij de keuze van de kleur van het kaftpapier of minimaal op de achtergrond aanwezig . Dit jaar geen discussie over het wel of niet aanschaffen van een multomap omdat ik dat altijd zo handig vindt.
Voor mij dit jaar geen schoolcampus.
Gelukkig weet ik me getroost door het feit dat schoolspullen niet zo heel graag bij mijn pubers blijven. Net zoals eastpack’s, mobiele telefoons, nog in te leveren werkstukken, sportspullen, portemonnees en briefjes van school (voor ons ouders). Alles kan zo maar, opeens, weg zijn.
Tweede ronde, nieuwe kansen!

bruggers van nu

Een rondje pre-bruggers leert me dat het schoolleven verandert is. Boeken? Wel nee, alleen een laptop. Daar staat alles op. Ook mijn rooster. Huiswerk? Dat hebben we op die school niet. Dat maken we op school. Ook op de laptop.
Puber 2 weet nog van zijn teleurstelling; zijn Fokke en Sukke agenda bleek niet toegestaan. School zelf regelt een saaie, vast door een naïeve, zogenaamde creatieve meisjes-moeder samengestelde agenda. Zacht blauw, zacht roze en hier en daar een versiering met bloemetjes en wollige stripfiguurtjes. Desastreus natuurlijk, voor een brugger die graag stoer zijn nieuwe schoolcarrière wil starten.
Ook niet meer van deze tijd: de overvolle boekentas waarin je de spaanplaten-tekendoos meteen plet: zo’n lucifer-houtjes doos hield natuurlijk nooit de pubergedrevenheid om álles, en dan ook echt álles, in de verplichte leren tas met twee voorvakken te proppen.
Bruggers van nu weten dat ze alleen de boeken voor de lessen van de eerste dag mee moeten nemen. Dat hebben ze geleerd tijdens de introductiedagen. Net zoals het geblinddoekt kunnen lopen door de nieuwe school met haar eigen gangen- en trappenstelsel.
Niets meer van terug te vinden, de eerste nieuwe-school-dagenstress met die veel te volle boekentas die je in totale paniek door onbekende gangen zeult. De bruggers van nu weten niet wat ze missen!

onafhankelijk

Twee meisjes van een jaar of 17 slepen tassen vol met schoolcampusartikelen het perron van Amsterdam CS over. Uit de tassen steken rollen kaftpapier, stille getuigen dat het bijna gebeurt is met de vakantie. Ombeurten kijken ze nog even in elkaars tas om de nieuw verworven schriften, pennen, gummetjes en geo driehoeken nog eens te bekijken. De twijfel slaat bij één van hen toe als ze nog een keer naar haar schriften kijkt; ‘was het nou wel verstandig om te investeren in de roze bloemetjes motieven? Gek eigenlijk, dat er geen penetui in de zelfde stijl te koop is. Toch een bewijs dat er verkeerd gegokt is?’
De vriendin ziet het minder somber in; die etui’s waren vast uitverkocht omdat het zo’n succes is. Dat is toch altijd zo met populaire producten? De rust daalt weer neer op het bankje.
Om heel snel plaats te maken voor een nieuw – onrustig – thema: de schoolboeken!
‘ik hoop dat ze er een beetje rekening mee houden dat die boeken ook gekaft moeten worden’, begint één van de twee. ‘Je weet wel, van die slappe kaften, die zijn zo lastig om te doen. Mijn moeder kaft die altijd, maar ik heb er een hekel aan om afhankelijk te zijn’.

u nadert een kruispunt

‘U nadert een belangrijk kruispunt. Eigenlijk zou je als ouders van een aankomende brugpieper zo’n waarschuwing moeten krijgen. Want een kruispunt is het, die eerste stap naar het voortgezet onderwijs. Geen tussen-de-middag-boterham meer, geen vrijdagmiddag-toneel-uitvoering.
Ook geen regelmaat meer, want hoe scholen hun best ook doen, soms vallen er lessen uit. Zijn ze eerder thuis of, nog beter, kunnen ze een uurtje later beginnen.
Je leven verandert totaal vanaf de dag dat ze bepakt en bezakt met álle boeken, schriften, tekendozen, pennen en linialen naar school fietsen.

Dit zijn dan alleen nog de praktische zaken; over de hormonenbuien die je als ouders over je heen uitgestort krijgt heb ik het dan nog niet eens gehad. ‘Het lijkt wel een virus; hij heeft nog nooit van die buien gehad en na 3 weken brugklas … bingo!’ En wat dacht je van haar fiets die de eerste week fietsenrek nog maar nauwelijks heeft overleefd? Een zielig bungelende lamp is het bewijs dat het stalen ros ooit compleet is afgeleverd.

kort haar

‘Mamma, je moet niet schrikken als je me straks ziet’. Aan de telefoon is puber 2. Op mijn vraag waarom ik niet moet schrikken zie ik Beurs-steun-en-toeverlaat glimlachen. ‘Ik heb mijn haar gedaan en het is heel kort. De moeder van een vriendje heeft geholpen.’ Met deze informatie moet ik het nog even doen. ‘Ik heb hem al gezien, en herkende hem meteen’, is de niet helemaal geruststellende boodschap die ik na dit telefoongesprek krijg.
De schrik is des te groter als het moment daar is; mijn puber staat met een ‘chemocoupe’ voor me. Weg zijn de prachtige rode lokken waar ik altijd zo trots op was. Weg is het laatste beetje ‘babyface’. Ook met dit kind ben ik, voor eens en voor altijd, terecht gekomen in de tijd die puberteit heet.
Als hij met puberale onzekerheid voor me staat wordt ik overvallen door een déjà vu; mijn moeder die ernstig ziek is en waarvan ik het haar helemaal kort knip voordat een chemokuur dit oneervolle karweitje voor haar zal klaren. Het blijkt dat hij, na de euforie en de lol met vriendjes waarmee hij deze actie heeft uitgevoerd, deze emotie heeft voorzien. Vandaar het telefoontje. Om zichzelf én mij te sparen.

puberteit vs overgang

‘Vrouwen krijgen steeds later kinderen. De leeftijd van barende vrouwen is de laatste jaren flink opgeschoven; van gemiddeld 24 jaar in 1970, tegenwoordig hangt het rondom het 30ste levensjaar’.

Met enige verbazing leest Puber 1 deze informatie voor. Als er vanuit twee kanten bevestigend geknikt wordt is het heel even stil. Er wordt nagedacht.
Enig rekenwerk blijkt de volgende conclusie te hebben opgeleverd.

‘Als ouders steeds ouder worden met het krijgen van kinderen, dan heb je ook meer kans dat de overgang van vrouwen en de midlifecrisis van mannen samen met de pubertijd van de kinderen valt’. Dat dit in de ogen van een puber meer voordelen dan nadelen met zich meebrengt blijkt wel uit de samenvatting.

‘dan moeten wij het hier nog eens hebben over de manier waarop we met onze hormonen omgaan. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat dan alles alleen maar aan mij ligt, met mijn puberhormonen.’
Als de aanval nog directer wordt geopend met de vraag ‘zeg mam, hoe zit het nou met jouw hormonen? Kan ik niet meer dan stamelen ‘dat we het daar nog wel eens over hebben’. ‘Flauw, is het commentaar, we hebben het toch ook over de mijne? Eigenlijk zijn we collega’s.’

afspraak = afspraak

‘Je was een uur te laat. We hadden afgesproken dat je om 2 uur thuis zou zijn, en tot 3 uur hebben we liggen wachten. Dit is niet de afspraak. de discussie over 60 minuten langer feestvieren loopt flink op. Inmiddels hoor ik mezelf met stemverheffing praten en vanuit een ooghoek zie ik hoe manlief me op afstand probeert te kalmeren. Ervaring leert dat een discussie op deze toonhoogte gevoerd weinig winst oplevert. Maar ik ben boos. En ik heb gelijk. Afspraak is afspraak.
‘het gaat me niet om dat ene uur, probeer ik op een rustiger toon uit te leggen’. Het gaat erom dat ik je wil kunnen vertrouwen. Dat je je aan je afspraken houdt’.

Ik heb contact; de rustige toon werkt. Puber draait zich naar me toe en zegt ‘ik ben blij te horen dat het je niet om dat ene uur gaat. Je kunt me vertrouwen. Dat beloof ik je. Dus, waar hebben we het over?’ Tevreden duikt hij weer in zijn voetbalblad.
Ik stamp naar boven. En toch had ik gelijk.

tolerantie

Het gaat goed, met ons Nederlanders. We zijn gelukkig, vooral met ons zelf en we zijn ook te spreken over de kinderen, onze eigen kinderen wel te verstaan. Onderzoeken bevestigen dit. Het is wetenschappelijk verantwoord om te melden: u bent gelukkig. Ondanks de crisis.
Mensen om ons heen werken niet mee aan ons geluk; we ergeren ons aan de grofheid, de afname van de tolerantie en het verbale geweld.
Ook over de kinderen van anderen zijn we niet spreken; niet goed opgevoed en veel te brutaal.
Grappig eigenlijk; die uitkomsten gaan over u en mij: die ánder heeft het immers over ons als deze in onderzoeken klaagt over te weinig tolerantie, teveel grofheid en de onopgevoede kinderen. Die brutale, onaangepaste pubers zijn natuurlijk van u. En van mij. Laat ik niet flauw doen.
Als wij - de respectloze, ‘in bezit zijnde’ van die nóg brutalere pubers - ons nu eens niets aantrokken van die onderzoeken. Als we dan met elkaar, als brutale en onaangepaste Nederlanders onder elkaar, ons nou eens vréselijk gingen misdragen; elkaar gedag zeggen in het voorbijgaan op straat bijvoorbeeld. Zouden ze schrikken, die klagers? Ons betichten van brutaal gedrag? Het lijkt me het onderzoeken waard!

mijn pubers zijn dól op school

Mijn pubers zijn dól op school. Dat is dan ook vast de reden dat ze allebei besloten hebben om er een extra jaartje aan te plakken. Je hoeft er niet zo heel veel voor te doen, voor zo’n extra jaar. Zoals je dat zo mooi kunt zeggen: loon naar werken.

Als ik de dames en heren uit de puberhersen-wetenschap mag geloven gaan er nogal wat ervaringen en jaren overheen voordat een mens het principe van oorzaak en gevolg inziet én kan toepassen.
In al onze ouderlijke onschuld hebben we besloten, dat we onze pubers deze les gunnen; ‘aan de lijve’ leren dat inzet iets oplevert. Met meteen de andere kant van de medaille: dat géén inzet ook iets oplevert. Geen dreigementen maar boter bij de vis. En ik moet zeggen: dat kost energie. Makkelijker is het om de controle terug te pakken en er boven op te zitten. Blijven zitten is slecht verkoopbaar in een maatschappij waar alles voorwaarts, beter, groter, sneller en effectiever moet. Gelukkig hebben we een crisis die ons laat zien dat dit laatste ook het antwoord niet is.

alternatieven

Vooropgesteld: ik besef me dat ik een geluksvogel ben: geen kinderen met enge, onbehandelbare ziektes of gedragingen die mijn nachtrust teisteren. Het opgroeien gaat bij ons – met een dipje hier en een butsje daar – eigenlijk zonder slag of stoot. Recht van spreken heb ik dus niet, verbazen doe ik me wel over de toename van salonfähige diagnoses zoals bijvoorbeeld ADHD. Het blijkt dat wij Nederlanders kampioen ‘speciale’ kinderen zijn; maar liefst ruim 5% van de schoolgaande kinderen ontvangt zijn of haar educatie op een speciale school. Ik vis dit cijfer uit een publicatie in Elsevier van maart dit jaar. Vijf procent kinderen, dat zijn er veel! Natuurlijk ben je als ouders blij als je in tijden van opvoedkundig zwaar weer ondersteuning krijgt in de vorm van diagnose en bijbehorende financiën (lees: hulp!). Maar hoe werkt dit op lange termijn? Dan blijkt dat een etiket, hoe prettig ook in de jeugdige jaren, de rest van het leven een remmende werking heeft. Remmend als het gaat om mogelijkheden en toekomstperspectief. Critici zijn het er over eens: dit is géén goede zaak. Zo jong en dan al klaargestoomd worden voor een uitkering die er in de toekomst misschien niet eens meer is! Zijn we met elkaar echt niet in staat om alternatieven uit te denken en aan te bieden?

derde wereldoorlog

Bij binnenkomst sta ik even in totale verbijstering in de deuropening stil. Het is alsof de derde wereldoorlog net is uitgevochten. In onze huiskamer wel te verstaan! De vrede moet net getekend zijn, want zonder enige vorm van oorlogstrauma hangen twee pubers en twee honden in totale tevredenheid op de bank, voor de tv met de afstandsbediening onder handbereik.

Verspreid over de huiskamer zie ik halfvolle glazen met een laagje niet definieerbaar vocht staan, borden, doppen, jassen, tassen, kussens, een verdwaalde fles cola en lege flesjes energydrankjes. Dat laatste heeft weinig effect gehad, gezien de hangstand van het pubervlees.

Als ik hink-stap-sprong over tassen, jassen en kussens loop, ga ik bijna languit over een half lege fles cola. Ik bereid me op het ergste voor: ze hebben namelijk óók zelf gekookt.
De keuken moet het episch centrum van een bloedbad zijn, wat zijn weerga niet kent.

Tot mijn verbijstering tref ik daar een schoon aanrecht, met nog wat drogende pannen keurig in het gelid. Hier is duidelijk gewerkt.
‘Fijn he, om in een opgeruimd huis thuis te komen’, klinkt het tevreden vanaf de bank. Ik besluit ter plekke om mijn zegeningen te tellen.

naughty stoeltje

Ik kijk graag naar opvoedprogramma’s. Geen beter vermaak dan leedvermaak, zou mijn oma zeggen. Ik kan dan ook met weemoed kijken hoe onwillige, drammerige, brutale kleuterapen door een supernanny op een naughty stoeltje worden gezet en alles binnen 5 minuten weer koek en ei is. ‘mamma houdt van jou, laten we gezellig samen gaan spelen’.

Gisteravond had ik graag zo’n naughty stoeltje willen hebben. En dan op puberformaat. Na een avond tevergeefs sms-en, bellen en voicemails inspreken kwam Puber uren later dan afgesproken het huis binnen wandelen. In een walm van sigaretten- en alcohollucht.
We hoorden hem beneden scharrelen en daarna met nachtelijke energie de trap op huppelen.
Een vrolijk ‘hallo, daar zijn we weer’ heb ik niet kunnen beantwoorden. Ik vermoed dat er slechts verwijten – ‘hoe kun je me zo lang in onzekerheid en ongerustheid laten zitten’ – uit mijn mond waren gerold.

Gaan slapen met een boos hart is onverstandig. Een wijze les van – ja daar is ze weer – mijn oma heb ik deze morgen aan den lijve kunnen ondervinden. Een kater zonder een druppel alcohol die deze dag op een onprettige wijze inluidt. Een Puber met een ochtendhumeur die niets snapt van mijn verlangen naar dat stoeltje. Stout ben je, als je je moeder ongerust laat worden. Stout. Stout. Stout.
‘en kan ik dan nu gaan zitten om te ontbijten?’ Ja, ga jij maar zítten. Een kwartier lang. ‘mamma houdt van jou, laten we gezellig samen gaan ontbijten.’

belonen werkt beter dan straffen

Beloningen werken beter dan straffen, iedereen die een opvoedkundig programma van elke willekeurige Nanny ooit een paar minuten heeft bekeken, weet dit. Bij pubers werkt het nóg effectiever, gericht op snelle kicks als hun hersenen zijn. Daar is inmiddels vriend en vijand het over eens.

Pubers zouden nooit vooruit te branden zijn, ze zijn lui en willen graag spijbelen.
Pubers hangen voor de televisie en doen weinig meer dan de hele dag computerspelletjes spelen. Er komt niet heel veel meer uit hun handen. Als er al iets uit hun handen komt, want nog liever slapen ze uit en slaan al slapend een gat in de dag.

Met al deze puberwijsheid is het me lang een raadsel geweest hoe het toch komt dat ‘mijn pubers’ ’s ochtends om 7 uur gráág hun bed uitspringen om meteen achter de computer te kruipen. Ik zie geen kekke games of een MSN-gesprek op het beeldscherm verschijnen. Ik zie wel - heel serieus - de webpagina van school. Dit is toch geweldig; een school die haar leerlingen direct na het wakker worden actief weet te krijgen! Welke beloning krijgen ze, als ze vanaf 7 uur met enige regelmaat op de schoolsite aan het kijken zijn?

Inmiddels weet ik het: het uitvalrooster! Na het lezen van dit rooster weet je of je nog even je bed in kunt rollen. Is er misschien iets van een koppeling te bedenken tussen goede cijfers en je uitvalrooster bekijken? Ik denk dat deze manier van belonen best wel eens zou kunnen werken!

helden

Ik ben van 1964. Opgegroeid met Swiebertje, Hamelen en de Stratenmaker op Zeeshow. Maar die laatste mochten wij niet zien van onze ouders. Te anarchistisch.
De held uit ‘mijn’ jaren 70 is natuurlijk Pippi Langkous. Zo zou ik ook zijn, en die pil tegen groot groeien heb ik ingenomen. Je kon ze kopen bij de drogist. Groene bolletjes met een pepermuntsmaak. Het leek gelukt; Vanaf mijn 11de levensjaar is die pil haar werk gaan doen. Er is na een krappe 160 centimeter niets meer bijgekomen.

Toch is er iets misgegaan met die pil. En dat merk ik nog het meeste als ik aan het opvoeden ben. ‘Nee, mag niet’, kun je nou nooit eens …, Hou je keurig altijd aan de regels’. Niet echt de onbevangen manier waarop een ‘niet groot gegroeid mens’ in het leven kan staan. Inmiddels leven we tientallen jaren na dato en heb ik éindelijk door waar die pil écht over gaat: het leven durven nemen zoals het komt! Leven vanuit het gevoel dat het ‘wel goed komt’, dát een beetje. Met daarbij natuurlijk een gezond verantwoordelijkheidsbesef.
Zoals slapen met je voeten op het kussen omdat je daar nou gewoon óntzettende zin in hebt. Of gaan picknicken op de papenberg. Omdat je het leuk vindt. Of twee keer achter elkaar patat eten. Omdat ze dat lekker vinden. Een keertje heel hard ‘hoera! roepen omdat het leven een feest is (nou ja, vaak dan). In ieder geval niet alleen ‘hoera!’ roepen omdat dat nu eenmaal hoort bij een verjaardag.
Mijn pubers ga ik lastig vallen met mijn Pippi-bui door heel hard te roepen dat het vanaf vandaag anders gaat. Vrolijker. Weg met het kleurloze opvoed-bestaan.
Hoera!

lekker slapen

Op het monotone geluid van donkere stemmen val ik langzaam in slaap. Voordat de slaap me echt overmant denk ik terug aan vroeger met op de achtergrond het veilige geluid van de stemmen van mijn ouders
Ik denk terug aan mijn pogingen om uit het geluid nog verstaanbare zinnen en woorden te plukken en hoe je dan op het monotone geluid zachtjes in slaap sukkelt.

Ik hoor onderdrukt gelach en het vervolgen van het gesprek. Een –heldere – jongensstem haalt me opeens bij de les; de rollen zijn omgekeerd! Dit keer ben ik de ouder en zitten beneden 6 jongens samen over het leven in het algemeen en hun eigen leven in het bijzonder te praten. Om kwart over één ’s nachts.
Ik hoor het gesprek voort kabbelen; zo nu en dan eens met een korte uithaal en een corrigerend ssshhhht, wat onderdrukt gelach en daarna weer het donkere geluid van stemmen op de achtergrond.

Klaarwakker besef ik me dat de rollen langzaam maar zeker omgekeerd worden; kleine pubers worden groot en met stukjes en beetjes wordt er verantwoordelijkheid voor een eigen leven genomen. De ontwikkeling van onze kinderen zal in sommige situaties vragen dat wij naar hen luisteren in plaats van zij naar ons. Gewoon omdat ze op sommige terreinen meer kennis van zaken hebben. Ik realiseer me dat groter groeien niet meteen uit elkaar groeien betekent. Ik realiseer me ook dat dit wél een andere opstelling van ons als ouders zal vragen.

De stemmen op de achtergrond praten rustig verder. Op het monotone geluid van donkere stemmen val ik langzaam maar zeker in slaap. Voordat de slaap me echt overmant denk ik aan de toekomst; het komt wel goed, met die jeugd van tegenwoordig!

rokend vooroordeel

Opvoeden is regelmatig een confrontatie met je eigen vooroordelen. Tenminste, dat is mijn persoonlijke ervaring. Mijn eigen denkbeelden kleuren de wijze waarop ik ‘mijn’ pubers tegemoet treedt, nogal. Dit beperkt meteen de mate waarin je open met elkaar kunt praten. Een pijnlijke ervaring. Behalve dat mamma niet alles weet, moet mamma ook nog veel leren!

Maanden hebben puber en ik een rondedans om elkaar heen gedaan. Over roken.
Op mijn, niet al te uitnodigend gestelde vraag ‘róók jij??!!’, is steevast het antwoord: ‘nee’. Zelfs nadat we elkaar in het verkeer zijn tegen gekomen; hij als fietser en ik als automobilist. Een fietser die zijn pakje sigaretten verliest blijkt zo maar mijn zoon te zijn! Het pakje is natuurlijk voor een vriend bestemd.
Als overtuigde anti-rookster wil ik deze antwoorden gráág horen. Want ook over rokers heb ik zo mijn vooroordelen. Rokers dat zijn namelijk stinkende, domme, asociale nicotinebommetjes.

We zijn uiteindelijk een beetje moe geworden, van al dat gedans om elkaar heen. Het gevoel hebben dat je moet jokken vanwege het continue gepreek van je moeder over sigaretten en de dodelijke werking hiervan, is voor een puber best vermoeiend. Het zorgt er ook voor dat je haar gaat ontwijken. Wat weer slecht is voor de relatie.

Het gevoel hebben dat je als moeder gefaald hebt met je opvoeding – en wat zullen al die mensen nu wel niet zeggen – maakt niet blij. Is het eerlijk om je kinderen af te rekenen op vooroordelen die je eigenlijk nergens op kunt staven? En laten we eerlijk zijn: niet alle rokers zijn dom. En onder de rokers die ik persoonlijk ken zitten, bij nader inzien, weinig asociale types. Integendeel zelfs.

Bij deze beken ik dan ook, in het openbaar: mijn puber rookt. Ik hoop op recreatief niveau. Ik ben het beu om hem steeds in de problemen te brengen met mijn ondervragingen en stiekem gesnuffel naar nicotinedampen. Leuk vind ik het niet. Trots ben ik er niet op. En ja, ik blijf me afvragen waar ik gefaald heb.
Ter geruststelling: zoals alle moeders die ontdekken dat hun kind iets doet wat ze zelf afwijzen, blijf ik van hem houden.

Vetput

Soms overvalt het me; een niet te stillen trek in alles wat slecht is, en dan graag in de vorm van chips. Vette ribbelchips met een nog vetter sausje. Manlief kijkt met enige verbijstering naar mijn strooptocht langs de keukenkastjes als een dergelijke bui uitgeleefd wordt.
Zo’n bui dient zich op onvoorspelbare momenten aan en is dwingend. Er is een rode draad, wat betreft de momenten van zo’n bui: vaak als er na uitstellen toch eindelijk eens die tandartsrekening, een overzicht of artikel in orde gemaakt moet worden.

Een traditie bij een dergelijke bui – die voor uw gemoedsrust niet vaker voorkomt dan eens per 2 á 3 maanden – is het gezelschap. Het geritsel van de chipszak, het openen en weer sluiten van de koelkast en het geluid van een roerende lepel in een kommetje, geeft genoeg aanleiding voor Puber 1 en 2 om polshoogte te komen nemen van wat er te beleven valt. Zo slecht als ze je horen roepen als het om een klusje gaat, zo goed staat hun gehoor afgesteld als er iets te eten valt!

Binnen heel korte tijd zit ik innig tevreden op de bank met een puber aan weerszijde. Traditie is ook dat er een lofzang wordt geuit op de moeder met liefde voor lekker vet en vies. Die zich zo af en toe niet aan regels houdt en midden op een zonnige zondagmiddag een halve zak chips verorbert. Met haar pubers.

Dit zijn momenten waar ik vaak met tevredenheid naar terugkijk; een gesprek komt goed op gang, met zo’n vetput van aardewerk in het middelpunt.
Als ik mijn tevredenheid uit over de fijne relatie die pubers en ik met elkaar onderhouden krijg ik een onverwachte samenvatting: hier gaat het niet over een relatie maar over een gedeelde slechte smaak! Ik relativeer deze vaststelling graag: met de inzet van deze slechte gewoonte onderhoud ik de relatie met mijn pubers op een effectieve manier en smeert de vettigheid onze gesprekken!

Beetje boos

Boven mijn bureau hangt al een aantal weken een krantenknipsel. Nu doen wel meer mensen dit; een artikel wat hen aanspreekt uitknippen. Zo hebben wij een cartoon van Fokke en Sukke op het toilet hangen; over wie deze week de taak heeft om de wc door te trekken.

‘Opstandige puber al jaren in trek bij programmamakers’ De introductie van family matters.
Niets mis mee natuurlijk, en het programma waar het over gaat heb ik zelf met open mond gevolgd. Dus waarom nu, op een zondagmorgen een beetje boos en verontwaardigd zitten wezen?

Het lijkt wel of uitwassen de norm aan het worden zijn. Niet alleen als het over opvoeden gaat, maar eigenlijk met alle onderdelen van het menselijk leven. Klussen, verhuizen, nieuws; alles lijkt uitvergroot te moeten worden voordat wij het kunnen mediaconsumeren. En zo ook het opvoeden van kinderen.
Wist u dat het met 85% van de pubers in Nederland goed gaat? En met goed bedoelen we dan dat pubers redelijk gelukkig zijn, redelijk evenwichtig opgroeien en hun ouders – omdat dit hoort – op een redelijke wijze het bloed onder de nagels vandaan halen.
De ouders van deze grote groep, waar het dus bewezen, ik zeg het nog maar een keer: waar het bewézen goed mee gaat, moeten zich spiegelen aan de ervaringen van ouders met kinderen waar het niet goed mee gaat.
Nu ben ik er van overtuigd dat het prima kan werken; leren van de fouten van anderen. Wat me boos én verontwaardigd maakt, is het feit dat deze uitwassen meer en meer als norm worden gezien van pubergedrag en opvoedingsvraagstukken.
En als de norm totale uitwassen – scheldpartijen, agressie, druggebruik en ander ongewenst gedrag - gaat worden, waar liggen dan de grenzen?

Uit ervaring kan ik vertellen dat het grootste gedeelte van ouders zich regelmatig afvraagt hoe andere ouders omgaan met ‘gewone’ huis, tuin en keuken opvoedingsvraagstukken.
Deze opgefokte manier van puber-opvoedperikelen voor het voetlicht te brengen helpt ons geen steek: het is normvervagend, het houdt ouders tegen om op basale vragen antwoorden te zoeken, buiten het veilige plekje achter hun bureau, achter de computer, op internet.

Huiswerk-boe-vrouw

‘Ga aan je huiswerk!’
‘nee, niet om je te pesten, maar het moet. Doe het nou, dan is het maar voorbij, even doorzetten’.

Bekend onderwerp? Nee? Dan heeft u geen puber in huis! Of een hele, hele, hele lieve, gedisciplineerde puber, dat kan ook. Bij ons thuis wonen vooral lieve pubers. Totdat er huiswerk gemaakt moet worden. Dan staat lieve even op de gang en wacht geduldig af tot de doe-je-huiswerk-omdat-ik-het-zeg-oorlog weer voorbij is.
En deze oorlog vecht je dan niet zo af en toe uit, nee! Elke dag! En wat betreft dit soort opvoedvraagstukken bof ik eigenlijk nog, want ik co-ouder. De ene week heeft de paps deze oorlog, de andere week is het slagveld helemaal voor mij.
En niets helpt: huiswerk maken lijkt met geen mogelijkheid, op wat voor een manier dan ook, aantrekkelijk gemaakt te kunnen worden. En zo lijd je als mens twee keer onder het huiswerkleed: in de jaren dat je dit alles moet ondergaan, om het in de jaren dat je zelf de grote huiswerkboeman bent nog eens dunnetjes over te doen.

Tenzij je zo slim bent om een huiswerkboeman M/V in te kopen! Dat kan tegenwoordig! Pure luxe, die nog effectief is ook!
Je ziet cijfers omhoog schieten, samen met de sfeer in huis. Het is een groot verschil of je je kind kunt verwelkomen met ‘dag schat, fijne dag gehad? Wat zijn je plannen voor vanavond?’ Of dat je middag begint met ‘dag schat, fijne dag gehad? Nee, die schooldag is nog niet voorbij; NU AAN DE SLAG EN SNEL EEN BEETJE!!!!!’.

Wij hebben, niet helemaal slim natuurlijk, gekozen om zelf de boeman te spelen. In al mijn overmoed dacht ik dat er wel even een beetje bij te doen.
Een mevrouw die huiswerkboevrouw van haar beroep is, zie ik regelmatig lopen. Ze lacht bijna altijd en lijkt niet te lijden onder het ‘en-nu-aan-je-huiswerk-schuldgevoe’l.
Soms kan ik de neiging om bij het langslopen diep voor haar te buigen nog maar nét onderdrukken.

It takes a village to raise a child

(vrij vertaald: kinderen opvoeden doe je niet alleen, maar met je hele omgeving)

Deze uitspraak is van mevrouw Hillary Clinton en is, ondanks het feit dat we niet al haar meningen en ideeën delen, wel mede de inspiratie voor het oprichten van stichting mamma weet alles. Het is volledig onzinnig om te denken dat de mensen uit je omgeving, vrienden, ouders van vrienden, docenten, opa’s, oma’s, ooms en tantes geen invloed op de ontwikkeling van je kind hebben.
Ook de sportclub en middenstanders horen wat mij betreft in dit rijtje thuis.

Als je hier goed over nadenkt, dan delen we met elkaar een grote verantwoordelijkheid.
Want, vertel je ouders, als je ziet dat een kind ‘dingen uitspookt’ die door ouders niet gewenst zijn? Hoort dit bij de verantwoordelijkheid die je met elkaar deelt, als het gaat om de kinderen in onze gemeenschap?
Persoonlijk vind ik het getuigen van moed als bijvoorbeeld een coach mij zou melden dat hij of zij zich zorgen maakt over mijn kind. Bijvoorbeeld als mijn kind zou roken.
Zo krijg ik de mogelijkheid om dit te bespreken op de manier waarop ik mijn kinderen wil opvoeden.

We weten inmiddels dat roken (en drinken, laten we die er gemakshalve maar meteen bij noemen) slecht voor onze gezondheid is. Voor volwassenen geldt dit, maar in veel grotere mate voor kinderen met een lichaam wat nog volop in ontwikkeling is. De wet helpt ons ook een handje; het is ronduit verboden om dergelijke zaken aan kinderen onder de 16 te verkopen. Wat mij betreft ook om dergelijke zaken kinderen onder deze leeftijd cadeau te doen, maar dat is dan weer mijn persoonlijke mening.

Met deze gedeelde verantwoordelijkheid is mijn oproep: ondersteun ons als ouders. Laat het weten als u zich zorgen maakt om een kind. Nee, geen bemoeizucht, maar misschien alleen de vraag ‘joh, gaat het goed. ik zag … en ik denk dat je dat wilt weten‘.
En middenstand: verkoop geen sigaretten of alcohol aan kinderen onder de 16.
Want heus, het gezond opvoeden van kinderen doe je niet alleen, daar heb je een heel dorp voor nodig!

alcohol

Het is natuurlijk niet uit de lucht gegrepen, de cijfers die de vaak verborgen alcohol- en drugproblematiek zichtbaar maken; 32% van de jeugd geeft in een regionaal gehouden onderzoek aan ‘in de afgelopen 4 weken wel eens dronken te zijn geweest’. We hebben het dan over jongeren van 14 tot 16 jaar. Misschien ten overvloede, maar de eerste alcoholconsumptie wordt in Nederland nog steeds op 12 jaar genoten. Met de plaatselijke kroegen bijna om de hoek, kan ik uit ervaring zeggen dat ik niet verbaasd ben over dergelijke informatie. Gelukkig gaan deze cijfers over kinderen van andere ouders want je snapt dat mijn kinderen dit natuurlijk niet doen. Nou ja, die doen dat tot hun zestiende niet. Of misschien veiliger gesteld; die doen dat zéker voor hun 15de niet. Alcohol drinken.

Overmoed! Ook voor mij is de dag aangebroken dat ik door een collega-moeder wakker ben geschud uit mijn tot-hun-zestiende-alcoholvrij-droom.
Gelukkig maar; een moeder die zich het welzijn van mijn kind aantrekt en belt over een genoeglijk theekransje wat door drie gezworen kameraden is gehouden.
Op de vraag ‘wat wil je drinken’, antwoordde er één: doe maar een biertje. En alzo geschiedde.
Gewapend met theekopjes is het stel aan het feestvieren geslagen. Eén biertje verdeeld over drie kopjes. Zie ik u glimlachen?
Ik kan me zo voorstellen dat het al giechelend, je doet immers iets wat toch niet mag, naar binnen is gehesen. In gedachte hoor ik het porselein tikken als ze klinken en ‘proost!’ naar elkaar roepen.
Er wordt vast nóg harder gelachen om het ongemakkelijke gevoel minder te ervaren. Breeduit gaan de mannen zitten als het theekopje aan hun mond wordt gezet. Ik zie de vertrokken gezichten voor me als ze zich stoer door de eerste bittere slokjes heen werken en misschien stiekem denken dat die cola, waar ze ook voor hadden kunnen kiezen, tóch lekkerder is.
Ik zie het allemaal voor me terwijl ik weet dat me een serieus gesprek te wachten staat:
Bij ons veranderd er niets: tot 16 jaar blijft het alcoholvrij. In ieder geval in theorie.

leermomentje

We wonen op een druk punt waar sport, winkels en bestemmingsverkeer elkaar ontmoeten.
Mocht u het woord ‘ontmoeten’ als leuk, hoopvol en feestelijk ervaren, dan moet ik u dit keer helaas teleurstellen. Ontmoeten is in dit geval: haast, irritatie, overtredingen. Gevaar zelfs.

Met ‘mijn pubers’ sta ik regelmatig te kijken naar volwassenen die bewust tegen het verkeer in rijden; de rij lijkt te lang en het wachten wordt verkort door met razende vaart over de verkeerde weghelft een zijstraat in te schieten. Natuurlijk moet zo’n moment opgewaardeerd worden naar ‘leermoment’ en ik hoor mezelf ook deze keer een opvoedkundig praatje inzetten als ik door een luid gejoel onderbroken wordt.

‘Ja, dat is ‘m! Dat is ‘m echt! Die daar, zie je ‘m! Dat is die vent die ons pas geleden vertelde dat we niet meer mogen fietsen over de stoep.
Echt, moet je nou kijken. Hij staat vast. Hij is klemgereden door mensen die uit de andere straat komen. Kijk nou.’ Het leedvermaak over deze weggebruiker in het nauw druipt er van af.

‘zo, is het commentaar, als die man ooit nog eens durft te vertellen dat ik met mijn fiets niet meer over de stoep voor z’n huis mag rijden, dan vertel ik ‘m dat ik dit gezien heb!’
Op mijn vraag of je overtreding met overtreding mag vergelden krijg ik een heldere boodschap: nee, dat mag niet. Maar met twee maten meten én je dan als vólwassene zo onvolwassen in het verkeer gedragen, dat gaat er bij deze pubers niet in. Er volgt nog een berg aan voorbeelden; trainers, coaches, ouders van vrienden, docenten en ook ik moeten er aan geloven; wil je door een puber voor ‘vol’ worden aangezien, dan zul je je daar ook naar moeten gedragen.
Dit is met recht een leermoment. Voor mij.

hangjongeren

De zon breekt zo af en toe moedig door de grijze winterwolkenmassa. De lente is aantocht, de bollen komen langzaam uit hun winterslaap. En met het tevoorschijn komen van de sneeuwklokjes en krokussen, komen ook onze hangjongeren weer te voorschijn. Met elkaar gezellig hangen over het stuur van een fiets of een brommer, het verboden sigaretje rokend, om daarna een slechte adem weg te spoelen met energie drankjes. En dat hangen doe je natuurlijk gráág op plekken waar wat te beleven valt. Tussen de mensen.
Als het even kan staan ze met z’n allen als een donkere kluwen, een aantal met een capuchon dicht over de ogen getrokken. Niet om zich te beschermen tegen de kou maar omdat het mode is. Is cool hier nog het juist woord voor?

Hangjongeren zijn een gespreksonderwerp. Zo’n groot gespreksonderwerp binnen onze gemeente, dat er zelfs iemand is aangenomen om deze hangjongeren om te toveren van hangjongeren in gespreksjongeren. Ik vraag me af of hier vooraf met deze hangjongeren een gesprek over is geweest. Maar dit terzijde.

Elk jaar, als wij op vakantie gaan en op een mediterraan pleintje genieten van de ondergaande zon, vallen mij de hangmensen op; jongeren en ouderen, vaak voorzien van een eveneens mediterraan brommertje, staan, zitten of hangen genoeglijk met elkaar op een plein.
Sommigen trappen een balletje, sommige doen een spelletje jeu de boules. Er zijn er ook die helemaal niets doen, niets anders dan een beetje keuvelen. Waarschijnlijk over het weer of de plaatselijke politiek. Maar misschien ook wel over de laagvliegende Hollandse vakantiegangers die het maar niet lijken te leren, het genieten van de avondzon, zo met elkaar.
Zou het helpen, om onze plaatselijke hangjongeren te zien als een voorbode van de lente en het ultieme vakantiegevoel?

En zouden we dan misschien, lieve hangjongeren, een beetje van jullie mogen leren? Beetje met elkaar praten over het weer, misschien de plaatselijke politiek. Gezellig aan het eind van een schooldag, in het zonnetje hangend over een fietsstuur.
Laten we maar beginnen met elkaar eerst voorzichtig ‘goedemiddag’ te wensen, wellicht komt het er dan wel van, aan het eind van de zomer.
Willen jullie dan beginnen? Wij volwassenen schijnen het eng te vinden, hangen, met elkaar praten, beetje niks doen.