vrijdag 14 oktober 2011

week van de opvoeding

Dit weekend sluiten we de week van de opvoeding af.
Een week met meer dan 1200 activiteiten die gericht zijn op ouders van schoolgaande kinderen. Een schot in de roos als je van de eerste reacties en bezoekersaantallen hoort. Het stralende middelpunt waren de centra voor jeugd en gezin die alle activiteiten organiseerden en coördineerden. En dat waren er nogal wat, die activiteiten. Er zijn opvoedcafés gehouden waar ouders over opvoeden hebben kunnen praten, baby’s zijn gemasseerd, lezingen over grenzen stellen, spelletjesmiddagen voor vaders en hun kinderen, nog meer lezingen over puberende breinen en gezonde voeding, voorleesmiddagen voor opa’s en oma’s...
In een week tijd lijken we in te willen halen (en vooruit te willen werken) waar in de rest van het jaar géén ruimte voor is: met elkaar in gesprek zijn over dat wat voor een groot deel van de Nederlandse bevolking dagelijkse praktijk is: opvoeden.

Deze zomer is door het AMK de noodklok geluid: pedagogische verwaarlozing (kort door de bocht: het niet in staat zijn om je kinderen de basis-opvoeding te bieden in vorm van grenzen stellen, belonen en straffen) komt voor. Komt zelfs veel voor.
En was daar nou niet net het CJG voor?
Laagdrempelig en voor al uw vragen over opvoeden en opgroeien...

Met deze stroom aan initiatieven in het achterhoofd komt de vraag op: waarom zijn organisaties als CJG’s in één week wel in staat om zoveel ouders bij elkaar te krijgen, en in al die 51 andere weken niet?
Want met een dergelijk succes als de opvoedweek achter ons, moeten we het feit onder ogen zien: veel, heel veel CJG’s kampen met een tekort aan aanloop en sluiten hun deuren akelig snel na feestelijke openingen met een overdaad aan ballonnen en weinig aanloop van de mensen waarvoor ze aan het werk gaan: de ouders van kinderen in de leeftijd van -9 maanden tot 23 jaar.

Wat maakt dat CJG’s zich deze week hebben kunnen en willen inzetten voor zaken waar ze anders niet mee bezig (kunnen) zijn (babymassage, opa’s en oma’s die voorlezen, vaders die spelletjes met hun kinderen komen spelen, ik noem maar een paar voorbeelden).
En: wat maakt dat gemeenten de buidel trekken in deze periode van bezuinigingen om opvoeden een week lang op de agenda te zetten om zich daarna weer terug te trekken achter beleidsnotities, bezuinigingen en het korten op zulke belangrijke zaken als dezelfde CJG’s, die deze week zo in de spotlights hebben gestaan?

De week van de opvoeding kan niet een op zichzelf staande week zijn; deze dient een degelijk vervolg te krijgen om ouders op het beloofde laagdrempelige niveau ondersteuning te bieden. Een (jaarlijkse) week van de opvoeding die niet ingebed wordt in een degelijk beleid en een visie op gezin, opvoeding en opvoedingsondersteuning, is een (jaarlijkse) oprisping die, naast bakken met geld en energie, onrealistische verwachtingen wekt bij al die opvoeders die op zoek naar die beoogde (en beloofde!) laagdrempeligheid.

CJG’s dienen juist nu, na een positief PR-offensief als deze week, goed en makkelijk bereikbaar te zijn. Geen callcentremedewerkers achter een algemeen telefoonnummer, geen inloopspreekuren op de dagen en tijden dat ouders (net zoals die CJG-medewerkers) werken, maar een bereikbaar CJG!
Daarmee doen gemeenten niet alleen recht aan al die ouders die 52 weken per jaar op zoek zijn naar een gesprekspartner voor hun opvoedvragen, maar ook aan al die gedreven CJG-medewerkers!

16 jaar pubergedoe, dat houdt toch geen mens vol?


De eerste week van de opvoeding hebben we weer achter de rug. Voor mij was het een week die voornamelijk in het teken stond van vertellen over opvoeding. Het was zo’n drukke week dat ik zelf amper iets gedaan heb aan dat opvoeden.

Op de bijeenkomsten waar ik als spreker ben uitgenodigd kom ik meestal ouders met pubers tegen. Ouders met kinderen vanaf een jaar of negen die zich afvragen ‘wanneer HET allemaal gaat losbarsten, ouders met kinderen die de puberteit zo ongeveer ‘hebben uitgevonden‘ én ouders die al weer relativerend terug kunnen kijken met het idee ‘ach, het viel wel mee’. Leuk en vooral leerzaam om je in een dergelijk gezelschap te begeven. Want wat weten ouders toch veel!
Toch hebben ouders van (pre-)pubers ook veel vragen.
En één vraag blijft de boventoon voeren: wanneer is het klaar? Natuurlijk, alle ouders weten dat je levenslang hebt, op het moment dat je kinderen krijgt. Het is dus niet de vraag wanneer ze ‘er vanaf zijn, maar meer wordt bedoeld: wanneer is die opvoeding nou eens klaar? Met een jaar of 12, 13? Als ze naar de middelbare school gaan?

Als ik heel eerlijk ben, breekt bij deze vraag altijd mijn leukste moment van de avond aan: de puberteit, he, de puberteit die start rond het 10 jaar en duurt tot ... een jaar of 25! De reacties zijn leuk, als je voor zo’n groep van honderd man (en vrouw) staat. De ah’s en oh, nee toch’s schallen door de zaal!
‘Zit ik echt 15 jaar in al die puberbuien?
Natuurlijk niet!

Het uitzitten van 15 jaar in puberale luimen wordt gelukkig weinig ouders aangedaan.
Er is hoop! Zo rond hun 22ste zijn de meeste ‘pubers’ prima in staat om op eigen benen te staan. Wat ze ook doen trouwens. Meisjes eerder dan jongens, maar zo rond deze leeftijd verlaten de meeste toch wel moeders pappot. Het zijn die hersenen, die rijpen wél tot een jaar of 25,26. Met een mooi woord noemen we dat de adolescentie. De puberteit, die duurt vanaf een jaar of 11 tot 15, 16 jaar. De periode dat alle hormonen losbarsten náást al die onrust die het ‘rijpen’ van het brein doormaakt.
En dan heb je gezellig nog een kleine 10 jaar om met elkaar langzaam - maar wel heel zeker - tot rust te komen ...

dinsdag 4 oktober 2011

Een winterjas ...


Behalve het feit dat je alleen al voor schoenen en winterjassen een aparte kinderheffing zou willen ontvangen, kost het ook bákken met tijd, die wintergarderobe.

Eerste winkel: ja, nou... nee - toch maar - niet - of toch - nou - nee - dus - wel. Er is een broek gescoord. Na lang dralen.
De winterjas wordt een makkie: di is weken geleden al gespot!
Winterjas lang, oh nee, dat heet een jack, of nee, toch omgekeerd, dat is een kórte jas. Te kort ook, volgens deze moeder.
Ondanks het feit dat Puber1 zich zeer stoer en zelfverzekerd voelt, als een opgepompt michelinmannetje is het antwoord: nee!

Heel ouderwets, maar in de winter hoort minimaal je rug een beetje warm te blijven. Vooral als je bukt en ook als je voorovergebogen op je fietsstuur hangt. En die ouderwetse behoefte aan warmte - die dan ook meteen ozo gezond is - haalt een streep door de rekening. Geen jack.

Maar Puber1 is niet voor één gaat te vangen: er wordt een ander exemplaar aangerukt. En daar staat Puber1: net zo stoer als daarnet, net zo zelfverzekerd, iets minder opgepomt.

Kosten? mwah. Daar denk ik liever niet meer aan ...
Zeker niet na het zien van het tevreden gezicht van deze ras-manipulator:
‘Dank je mam, voor deze nieuwe jas! Ik ben erg blij mee. Ik had ook nooit gedacht dat je het goed zou vinden!’.

Ach, glimlachend verlaten we samen de winkel.