Dit weekend sluiten we de week van de opvoeding af.
Een week met meer dan 1200 activiteiten die gericht zijn op ouders van schoolgaande kinderen. Een schot in de roos als je van de eerste reacties en bezoekersaantallen hoort. Het stralende middelpunt waren de centra voor jeugd en gezin die alle activiteiten organiseerden en coördineerden. En dat waren er nogal wat, die activiteiten. Er zijn opvoedcafés gehouden waar ouders over opvoeden hebben kunnen praten, baby’s zijn gemasseerd, lezingen over grenzen stellen, spelletjesmiddagen voor vaders en hun kinderen, nog meer lezingen over puberende breinen en gezonde voeding, voorleesmiddagen voor opa’s en oma’s...
In een week tijd lijken we in te willen halen (en vooruit te willen werken) waar in de rest van het jaar géén ruimte voor is: met elkaar in gesprek zijn over dat wat voor een groot deel van de Nederlandse bevolking dagelijkse praktijk is: opvoeden.
Deze zomer is door het AMK de noodklok geluid: pedagogische verwaarlozing (kort door de bocht: het niet in staat zijn om je kinderen de basis-opvoeding te bieden in vorm van grenzen stellen, belonen en straffen) komt voor. Komt zelfs veel voor.
En was daar nou niet net het CJG voor?
Laagdrempelig en voor al uw vragen over opvoeden en opgroeien...
Met deze stroom aan initiatieven in het achterhoofd komt de vraag op: waarom zijn organisaties als CJG’s in één week wel in staat om zoveel ouders bij elkaar te krijgen, en in al die 51 andere weken niet?
Want met een dergelijk succes als de opvoedweek achter ons, moeten we het feit onder ogen zien: veel, heel veel CJG’s kampen met een tekort aan aanloop en sluiten hun deuren akelig snel na feestelijke openingen met een overdaad aan ballonnen en weinig aanloop van de mensen waarvoor ze aan het werk gaan: de ouders van kinderen in de leeftijd van -9 maanden tot 23 jaar.
Wat maakt dat CJG’s zich deze week hebben kunnen en willen inzetten voor zaken waar ze anders niet mee bezig (kunnen) zijn (babymassage, opa’s en oma’s die voorlezen, vaders die spelletjes met hun kinderen komen spelen, ik noem maar een paar voorbeelden).
En: wat maakt dat gemeenten de buidel trekken in deze periode van bezuinigingen om opvoeden een week lang op de agenda te zetten om zich daarna weer terug te trekken achter beleidsnotities, bezuinigingen en het korten op zulke belangrijke zaken als dezelfde CJG’s, die deze week zo in de spotlights hebben gestaan?
De week van de opvoeding kan niet een op zichzelf staande week zijn; deze dient een degelijk vervolg te krijgen om ouders op het beloofde laagdrempelige niveau ondersteuning te bieden. Een (jaarlijkse) week van de opvoeding die niet ingebed wordt in een degelijk beleid en een visie op gezin, opvoeding en opvoedingsondersteuning, is een (jaarlijkse) oprisping die, naast bakken met geld en energie, onrealistische verwachtingen wekt bij al die opvoeders die op zoek naar die beoogde (en beloofde!) laagdrempeligheid.
CJG’s dienen juist nu, na een positief PR-offensief als deze week, goed en makkelijk bereikbaar te zijn. Geen callcentremedewerkers achter een algemeen telefoonnummer, geen inloopspreekuren op de dagen en tijden dat ouders (net zoals die CJG-medewerkers) werken, maar een bereikbaar CJG!
Daarmee doen gemeenten niet alleen recht aan al die ouders die 52 weken per jaar op zoek zijn naar een gesprekspartner voor hun opvoedvragen, maar ook aan al die gedreven CJG-medewerkers!